maandag 6 december 2010

EEN LIEVEHEERSBEESTJE ZOEKT ZIJN WEG

Er was eens.....een klein Lieveheersbeestje, het onderscheidde zich in bijna niets van andere Lieveheersbeestjes. Net als alle andere zes-stippelige Lieveheersbeestjes had het twee felrode vleugelschildjes met zes zwarte stippen, daaonder zaten keurig opgevouwen twee gazen vleugeltjes, het had gewoon zes zwarte pootjes en een zwart kopje met twee piepkleine voelsprietjes. Maar het had ook een probleem: het zocht zijn weg in dit leven en het wilde zo graag de goede weg nemen. Al een paar keer had het een weg geprobeerd maar dat bleek toch niet de goede te zijn. Hoe moest het toch de goede weg vinden?
Inmiddels was het aangekomen bij een kruising vanwaar vele wegen naar alle kanten liepen. Midden op de kruising stond een wegwijzer, haast ontelbare bordjes gaven aan waar de wegen heen leidden. Hier moest toch de goede weg wel bij zijn.
Jammergenoeg kon het Lieveheersbeestje ze niet lezen en als het dat wél had gekund zou 't toch niet erg opgeschoten zijn want hoe kon 't dan zéker weten dat het de goede weg was?
Piekerend over deze voor een Lieveheersbeestje wel heel moeilijke vraag liep het rondjes om de paal van de wegwijzer. Toen het dat lange tijd gedaan had werd het een beetje moe van al dat geloop en een beetje duizelig en high van het rondjesdraaien om de paal. En in deze toestand ontstond er ineens een heel heldere gedachte in het kleine zwarte kopje van het Lieveheersbeestje:
"Als ik nou toch een Lieveheersbeestje ben dan zal de Lieve Heer zijn eigen beestje de weg wel komen wijzen!"
En helemaal opgelucht door deze heldere gedachte klom het Lieveheersbeestje zo snel als zijn kleine pootjes hem dragen konden. tot boven in de paal. "Want," zo redeneerde het, "als de Lieve Heer komt moet Hij mij wel goed kunnen zien, zodat Hij me niet voorbijloopt."
Het Lieveheersbeestje wist ook niet zo goed hoe de Lieve Heer er uit zag want het had Hem nog nooit gezien, maar het keek naar alle kanten uit of het Hem al zag komen. Na wat voor zo'n klein beestje een hele lange tijd van wachten scheen, stuurde de Lieve Heer een engel naar de kruising. Eigenlijk was het maar een klein engeltje zodat het Lieveheersbeestje niet zo erg zou schrikken, maar voor het kleine beestje was het toch wel een ontzagwekkende verschijning.
"Bent U de Lieve Heer?" vroeg het onder de indruk toen het engeltje naast hem op de paal landde.
"Nee, dat ben ik niet,"zei het engeltje, "maar de Lieve Heer stuurt me wel naar je toe: ik moest je de weg wijzen."
"O ja, vertel me alstublieft welke weg ik nemen moet, er zijn er zoveel maar ik weet niet welke de goede is!"
En in het kleine kopje van het Lieveheersbeestje vormden zich allemaal beelden van wat de goede weg zou zijn: een weg van schitterend goud, of een weg van glanzend zilver, een heerlijk geurende weg van groen en bloemen of misschien een pad langs het water........ en aan het eind van al die wegen een warme, stralende, gouden zon.
"Kijk," onderbrak het engeltje zijn dromen, "daar loopt jouw weg."
Het Lieveheersbeestje keer vol verwachting langs de uitgestrekte arm van de engel, poetste eens in zijn oogjes en keek nog eens en zei toen met een benepen stemmetje: "maar............daar is helemaal geen weg!"
Het zag niets: geen gouden weg....., geen zilveren....., zelfs niet eens het allerkleinste modderpaadje....., er was helemaal niets....., ook geen stralende zon, alleen wat nevel.
"Toch," zei het engeltje, "is dat de weg die de Lieve Heer speciaal voor jou bedoeld heeft."
Het Lieveheersbeestje keek nog eens heel goed: "weet U wel zeker dat U zich niet vergist, de Lieve Heer zal toch tenminste wel een heel klein paadje bedoeld hebben?"
"Ik vergis me heus niet," zei het engeltje, "de Lieve Heer zei tegen me: ''Ga naar de wegwijzer, daar zit een klein beestje waar Ik veel van houd. Het is de weg kwijtgeraakt en het rekent er op dat Ik die kom wijzen. Wijs hem zijn speciale weg, als het die volgt komt het rechtstreeks bij mij. Laat het zich haasten: Ik wacht al zo lang!' Aarzel niet, klein beestje, je kunt de Heer niet laten wachten. Ook al zie jij de weg niet, de Lieve Heer kijkt naar je uit en ziet jou wél. Hij zorgt er zélf voor dat je de goede weg neemt!"
Gesterkt door deze woorden vloog het Lieveheersbeestje snel naar de plek die het engeltje hem had aangewezen. Hoewel het nog steeds geen weg zag, zette het nu toch vol vertrouwen 't en pootje voor 't andere in de wetenschap dat aan 't eind zijn eigen Lieve Heer op hem wachtte.